Strenge voedselveiligheidseisen
Mosselen groeien op in de vrije natuur. Ze halen hun voedsel uit het water. De natuurlijke leefomgeving – het schone, voedselrijke water – is van cruciaal belang voor de mossel. In het water van de Waddenzee of Oosterschelde doen zich zelden problemen voor, maar er kunnen – zeker bij het stijgen van de watertemperatuur – toxine vormende algen of bacteriën in het water voorkomen. De mosselsector houdt rekening met dit risico en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt scherp toezicht op de wateren waarin schelpdieren worden gekweekt. Als monsters uit een gebied te hoge waarden aantonen, sluit de NVWA het desbetreffende deelgebied preventief totdat nieuwe monsters aantonen dat de situatie weer normaal is. Dit zogenoemde “early warning and respons”-systeem zorgt ervoor dat een voedselveilig product naar de mosselverwerkende bedrijven en dus naar de markt gaat.
Mosselen worden dus pas opgevist nadat is gebleken dat er geen schadelijke algen, bacteriën of virussen mee komen. Daarna worden ze door de mosselverwerkende bedrijven – na aankoop en registratie bij de Nederlandse Mosselveiling – op de zogenaamde verwaterpercelen in de Oosterschelde of in bassins op de kade schoon en zandvrij gespoeld. Tijdens dit proces wordt voortdurend gecontroleerd op kwaliteit zodat de voedselveiligheid geborgd blijft. De verpakking in lekvrije bakken of (jute) zakken zorgt voor een houdbaarheid (mits gekoeld) van ± 7 dagen.
Mosselen en plastics
Met enige regelmaat verschijnen er berichten in de media over de aanwezigheid van micro- en nanoplastics in mosselen en mogelijke risico’s hiervan voor de consument. Op verzoek van Stichting Kwaliteitszaken Schelpdieren heeft Wageningen Marine Research in augustus 2017 een rapport opgesteld met een goede analyse van recente internationale studies over dit onderwerp. Bovendien zijn in het rapport de antwoorden terug te vinden op veelgestelde vragen. Het volledige rapport is hier te downloaden. Wij geven een korte samenvatting:
Plastic afval is in verschillende formaten aanwezig in het leef- en zeemilieu. Afbraak vindt niet of nauwelijks plaats, maar het plastic valt wel uiteen in steeds kleinere stukjes. Mosselen kunnen hele kleine stukjes plastic – zogenaamde microplastics van 5 tot 40 micrometer groot (0,005 tot 0,040 mm) – uit het water filteren. De mossel herkent in elk geval een deel van dit microplastic als oneetbaar en slikt dat niet in, desondanks kunnen minuscule plastic stukjes in het maagdarmkanaal van de mossel terecht komen.
Wanneer wij mosselen eten, worden deze mogelijk aanwezige plastic deeltjes nauwelijks vanuit ons spijsverteringskanaal opgenomen. Als onverteerbare deeltjes verlaten deze op natuurlijke wijze ons lichaam.
Het is niet bekend of en in welke mate in mosselen of ander voedsel nog vele malen kleinere nanoplastic deeltjes (0,000001 mm) aanwezig zijn. De huidige analysetechnieken zijn niet toereikend om deze extreem kleine deeltjes te detecteren. Ook is in de onderzoekswereld nog onvoldoende kennis beschikbaar om vast te stellen of deze nanodeeltjes gezondheidsrisico’s opleveren.
Al met al is er geen reden om aan te nemen dat consumptie van mosselen, als onderdeel van een normaal menu, een substantiële bijdrage levert aan de blootstelling van mensen aan micro- en nanoplastics. Huisstof bijvoorbeeld is hiervoor een veel grotere bron.